Hoe uitgestrekter de gewenste opstuwing (volgens een stuwkromme), hoe hoger de schaal van de benadering moet zijn.
De enige kostenpost is de extra dijkversterking. Okader berekende 71 miljoen voor 10 centimeter uniforme opstuwing op alle bovenrivieren tot 2050, bij een discontovoet van 3 % (zie vraag 1). In grote uiterwaarden zijn per eenheid natuur de dijkversterkingskosten veel lager dan langs delen van de rivier met een krap profiel. Opstuwing is vooral te realiseren waar de dijkversterkingskosten gunstig zijn. Daarom moet niet-uniforme opstuwing van 0 tot 50 centimeter en gemiddeld 15 centimeter haalbaar zijn voor minder dan 100 miljoen euro tot 2050.
De eerste batenpost is verbetering van de riviernatuur: biodiversiteit en ecosysteemdiensten. De kwaliteit van natuur is een complex vraagstuk. Het is een redelijke aanname dat de ecologische kwaliteit van riviernatuur toeneemt als het zwaartepunt van het beheer verschuift van veiligheidsbeheer naar natuurbeheer.
Kosten en baten van rivierecotopen en hun verdeling in relatie tot de toegestane opstuwing.
1) Exclusief open water, slikken, zandige terreinen en exclusief de Biesbosch.
2) Opstuwing als er geen veiligheidsbeheer zou zijn.
3) De ambitie van de Nederlandse natuurorganisaties is een vergroting van het huidige buitendijkse natuurareaal (18.000 ha) met 15.000 hectare. De verdeling afhankelijk van de opstuwing is een eerste schatting.
4) Climaxvegetatie van riviernatuur onder invloed van begrazing in een mozaïek van grasland, struweel en bos.
De tabel is indicatief en gebaseerd op expert judgment; bronnen vooral het achtergrondrapport van Ruimte voor Levende Rivieren (WWF), door Bureau Stroming.
De tweede batenpost is minder beheerkosten. Landbouwbeheer, natuurbeheer en veiligheidsbeheer lopen in de praktijk door elkaar. Bij deze baat gaat het om de kosten van het veiligheidsbeheer van vooral riviernatuur. Buitendijkse natuur ontwikkelt zich ruwweg van grasland via ruigtes tot bos. Grasland en bos met grote grazers hebben lage veiligheidsbeheerkosten; struweel in toom houden met snoeien en kappen heeft hoge veiligheidsbeheerkosten. Ruigtes, struweel of bos terugzetten naar grasland is het duurst. Ruigtes geven de grootste opstuwing, daarna bossen, dan begraasd grasland en gemaaid grasland de minste.
Ruim 5.000 hectare buitendijks gebied staat onder direct beheer van Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat, het meeste hiervan is natuur. De kosten van veiligheidsbeheer hangen af van vooral het type gebied, neerslagvariaties en het potentieel moeten wegwerken van achterstallig beheer. Bronnen melden bedragen van enkele miljoenen per jaar, maar het is hier niet uitgezocht hoe compleet die zijn, hoe ze zijn opgebouwd en door wie ze opgebracht worden. Voor 1000 euro per hectare per jaar moet het mogelijk zijn om vrije successie in een natuurgebied binnen de perken te houden op een enigszins verfijnde wijze.
Als onafhankelijk van de toegestane opstuwing het landbouwareaal richting 2050 wordt vervangen door riviernatuur, nemen de totale veiligheidsbeheerkosten toe. Als afhankelijk van de toegestane opstuwing het deel riviernatuur met veiligheidsbeheerkosten (geen vrije ontwikkeling) wordt vervangen door natuur zonder veiligheidsbeheerkosten (wel vrije ontwikkeling), nemen de veiligheidsbeheerkosten af.
Stel de verschilposten zijn 5.000 hectare gemiddeld per jaar tot 2050 (schatting bij gemiddeld 10 tot 20 centimeter opstuwing, zie de tabel boven) en 1.000 euro per hectare per jaar, levert dat een besparing van 100 miljoen euro (discontovoet 3 %) tot 2050 en na 2050 doorlopend 5 miljoen per jaar (zonder discontovoet).
De derde batenpost is ruimtelijke kwaliteit. Als een landschapsontwerper of beheerder meer ruimte krijgt voor een bepaalde mate van opstuwing, dan heeft hij meer vrijheid voor een goed inrichtings- en beheerplan. Deze extra ruimte is in te zetten voor dynamische natuur én voor andere elementen die opstuwing veroorzaken, zoals verhoging van het zomerbed, woningbouw en buitendijkse dijkversterking. Bovendien is met een bos bijvoorbeeld een afscheiding aan te brengen tussen een buitendijks recreatiegebied en een drukke weg op de dijk, of is vrije successie toe te staan in afgelegen delen van een uiterwaard.
Volgens deze eerste benaderin zijn de dijkversterkingskosten ongeveer gelijk aan de beheerbaten. De verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de riviernatuur én de beheerbaten ná 2050 komen daar dan nog bij.
Deze benadering is uiteraard een aanzet voor een nadere beschouwing.